Het was een veelzeggend moment. We zaten met zijn vieren op een terrasje in een verlaten Frans dorp. Nauwelijks tweeduizend inwoners, ergens in de Haute-Saone. Een café of restaurant was er niet, dus hadden we onze toevlucht genomen tot een supermarkt. Kopje koffie, kopje thee, colaatje. Niets bijzonders zou je zo zeggen. Maar deze man genoot. Hij genoot volop, vooral van het beekje dat langs het terras stroomde. Het moet een zijtak van de rivier Semouse zijn geweest, iets anders kan ik er niet van maken. Wat wil je nog meer? was het enige wat hij zei. Tegenwoordig wil iedereen naar Thailand en drie keer per jaar op wintersport, maar deze man is tevreden met een kabbelend beekje in Midden-Frankrijk.
Met de klassieken naar Amsterdam
Michiel de Looze. Amsterdammer van geboorte, opgegroeid op het eiland Tholen in Zeeland. Vader een gevierd huisarts, moeder evenzeer een academische achtergrond. Gegoede afkomst dus. Tot genoegen van zijn ouders voltooide Michiel het gymnasium, hij mocht daardoor de klassieken tot zijn bagage rekenen. Ik was er niet bij, maar volgens mij heeft hij dat gymnasium op zijn sloffen gehaald. Gewoon een zeer slimme jongen. Veel belangrijker voor hem in die tijd was het voetbal. Michiel was een snelle rechtsbuiten, beetje type John van 't Schip.
En toen volgde die donderdagavond in augustus 1980. Wij ontmoetten elkaar in de aula van de Vrije Universiteit in Amsterdam. De eerste dagen van de introductieweek hadden we inmiddels achter de rug. Beiden kwamen we uit de provincie. Beiden dus wat onzeker, maar ook opgewonden over wat de grote stad ons zou gaan brengen. De verwachtingen over de studie liepen uiteen. Lichamelijke Opvoeding, een nieuwe opleiding die medisch-biologische met sociaalwetenschappelijke vakken combineerde, was voor mij de gedroomde studie. Voor Michiel had dit allemaal niet zo gehoeven, liever was hij geneeskunde gaan studeren. Het lot beschikte evenwel anders.
Homerisch door Amsterdam
Er was die donderdagavond nog iets aan de hand. Michiel vertelde mij dat hij op zoek moest naar een nieuwe kamer. Een nieuwe kamer? De meeste studenten moesten hun eerste kamer nog zien te bemachtigen, maar deze jongen was na vier dagen al aan zijn tweede kamer toe? Dat bleek inderdaad het geval. Vier hele dagen had hij van zijn kamer aan de Blasiusstraat mogen genieten toen zijn huisbaas het wel welletjes vond.
Wat volgde was een jarenlange homerische tocht langs kamers en etages in alle uithoeken van Amsterdam. Van Breestraat, Pontanusstraat, Weteringschans, Ceintuurbaan, Albert Cuypstraat en nog een handjevol meer. Licht aangeslagen maar vol optimisme zocht Michiel telkens weer naar een nieuw onderkomen wanneer hij -gedwongen of op eigen initiatief- het vorige moest verlaten. En bij die volgende kamer deed zich altijd wel weer een verrassing voor. Natte voeten omdat de vloer onder water stond, een Pakistaanse verhuurster die hem met een papegaai op haar schouder welkom heette, een huisjesmelker die het bestond om bij de toenmalige Sociale Dienst een uitkering te vragen terwijl hij ondertussen tonnen aan de verhuur van panden opstreek. De beste man is later overigens gearresteerd, zo lazen we in het Amsterdams Stadsblad.
Problemen Paultje
Maar Michiel leed toch niet echt onder dit verhuizingen-circus. Ja, vervelend was het wel. "Maar verder niet te veel over zeuren, Paul" was het enige wat hij dan zei. Dat zeuren, dat vond hij mij soms wel wat te veel doen. Typisch Limburgs trekje. Ik hield er -vrij naar de beruchte dierenrechtenactivist Pistolen Paultje- de bedenkelijke bijnaam Problemen Paultje aan over. Daarna heb ik mijn geweeklaag snel geminderd, denk ik. Michiel heb ik er ten minste nooit meer over gehoord. Wel over het feit dat ik te veel praat, maar daarvoor is mij nog geen nieuwe bijnaam aangemeten. Die zal vast nog wel een keer volgen.
Anti-professor, gewoon
Voor zijn studie had hij al die jaren maar een matige belangstelling. En als het dan toch moest, die lichamelijke opvoeding op wetenschappelijk niveau, dan wel graag een beetje exact. Anatomie, fysiologie, dat soort vakken. Hier deed zich een eerste scheiding onzer wegen voor, ik koos de sociaalwetenschappelijke afstudeervariant. In zijn vak heeft hij de top gehaald. Via een promotie naar een hoogleraarschap aan de VU dat hij combineert met een projectleiderschap bij TNO. Een anti-professor, zo noemde ik hem na afloop van zijn inaugurele rede. In niets de uitstraling van een hoogleraar. Gewoon een sympathieke jongen die gewoon zijn werk doet en daarbij gewoon excellente resultaten behaalt. Allemaal heel gewoon, niets bijzonders.
Focus en vooral géén generalisten!
Zijn geheim in het werk? Michiel werkt hard, verspilt weinig tijd en sluit op vrijdagmiddag de week af. Dan gaat de laptop dicht. Om maandagochtend pas weer open te gaan. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen werkt hij over. Focus is zijn kernkwaliteit. Van de versnipperde belangstelling van generalisten moet hij niets hebben. Hij zou mij dan ook nooit in zijn team kunnen hebben, dat zou niet goed gaan. Vakspecialisten heeft hij nodig. En als laatste over dat werk: ik betrap hem tegenwoordig soms zowaar op enig enthousiasme. Hij begint zijn werk echt leuk te vinden.
Mijnheer Fleer op zijn schouders
Tijdens zijn studententijd deed zich eigenlijk hetzelfde patroon voor als tijdens zijn middelbare school. De studie mocht toch vooral niet te belangrijk worden, het draait in het leven in de eerste plaats om sport. Hij voetbalde nog een blauwe maandag bij Blauw Wit, maar dat verruilde hij snel voor de atletiekvereniging AAC. Daar togen we samen heen, ik zie ons nog gaan op de fiets. Naar Ookmeer in het verre Amsterdam-West. Mijnheer Fleer en Bob Boverman ontvingen ons. Fleer was één van die klassieke vrijwilligers, hij gaf tussen- en aan de finish eindtijden aan de atleten door. Boverman was een toptrainer. Gek genoeg heeft vooral Fleer invloed op Michiel gehad. Van hem leerde hij dankbaarheid en tevredenheid uit te stralen voor het feit dat hij atletiek kon en mocht beoefenen. Lessen in eenvoud waren dat, Michiel zou ze nooit vergeten. Fleer, inmiddels al vele jaren overleden, moet dan ook op zijn schouder hebben gezeten, daar op dat terrasje aan de Semouse.
Een studentenkamertje vol Nike-kleding
Net als bij de studie scheidden ook hier onze wegen. Ik haakte snel af vanwege chronische blessures, Michiel behaalde ook in de atletiek de top. Met de achthonderd meter als zijn favoriete nummer. Het waren de jaren van Rob Druppers. Die torende met kop en schouders boven iedereen uit. Nationaal kampioen zou Michiel dan ook niet kunnen worden, maar de sponsoren hielden hem wel degelijk in de gaten. Nooit zal ik die avond vergeten op zijn kamertje aan de Ceintuurbaan. Nike had hem voor de eerste keer van sportkleding voorzien. Die lag uitgestald in die kamer, er was werkelijk geen doorkomen meer aan op die paar vierkante meter. Donderde allemaal niet, Michiel had niet meer nodig. His finest hour. Die kamer aan de Ceintuurbaan was vergelijkbaar met het terras langs het beekje.
Leffe op de zondag
We schrijven inmiddels dertig jaar later. Nog steeds een onwaarschijnlijk afgetraind lichaam, maar de grijze haarkleur heeft onverbiddelijk toegeslagen. Al weer vele jaren als trainer actief voor de atletiekvereniging in zijn woonplaats. Standaard een Leffe op de zondag, voor het overige regeert nog steeds de matigheid. Zoekt als het even kan samen met zijn Linda de rust op buiten de Randstad. Droomt soms al van een terugkeer naar Zeeland na zijn pensionering. Heeft nog steeds genoeg aan zichzelf, aan Linda en aan de atletiek.
We zien elkaar nog regelmatig. Over gevoelens spreken we nooit. Wederzijds onvermogen. Dus hebben we het vooral over voetbal en Danny Blind. Een echte mannenvriendschap. Dat moet vooral zo blijven en daar hoeven we ons best niet voor te doen. Voor zijn prestaties als topatleet en professor heb ik altijd veel bewondering gehad. Maar mijn echte bewondering zit in iets anders. In zijn hang naar het kleine. Die uit zich op twee manieren. Allereerst door zijn voorliefde voor de kleine geneugten van het leven. Dat beekje, dat biertje op de zondag. Maar ook door zijn stemmigheid, zijn bescheidenheid. Dit is geen man van grote woorden en al helemaal niet als het over zijn eigen performance gaat.
Waarom moest het toch bijna veertig jaar duren voordat ik de kracht en schoonheid van deze vriend onder woorden kon brengen?
Paul Strijp, 11 augustus 2017
Geen opmerkingen:
Een reactie posten