De schrik sloeg mij om het hart. De agenda's van die bestuurders zaten werkelijk stampvol. Overdag vergaderen, 's avonds vergaderen. En in het weekend speeltuinen of buurthuizen bezoeken. Agenda's die elke dag bezet waren, van negen uur 's ochtends tot elf uur 's avonds. Als nieuwe sectormanager Welzijn en Onderwijs werd ik geacht hen te ondersteunen. "Jac., verwacht je dat ik onze wethouders elk uur van de dag en avond vergezel?", vroeg ik enigszins bezorgd aan mijn nieuwe baas. Dat zou immers een pittig klusje worden. "Het enige wat ik van jou verwacht is dat je fit op je werk verschijnt", luidde zijn afgemeten antwoord.
Taboe-doorbrekend
Een antwoord dat mij altijd is bijgebleven. Achter dat antwoord schuilt namelijk een waardevol mensbeeld: het Griekse mens sane in corpore sano. Een gezond lichaam in een gezonde geest. Je kunt beter veertig uur per week fit zijn dan je tachtig uur van de ene vergadering naar de andere slepen. Het voelde als een opluchting dat een topmanager dat eens gewoon hardop zei. Taboe-doorbrekend ook wel.
Jac. Maas. Twee jaar was hij mijn baas. Bij het stadsdeel Amsterdam-Noord in de jaren 2002 tot 2004. Zeeuw van geboorte, inmiddels al weer een aantal jaren met pensioen. We zien elkaar nog wel eens. Eén of twee keer per jaar, meestal bij café Hesp aan de Amstel. Dan nemen we de toestand in de wereld door. En telkens realiseer ik mij weer: van die man heb ik een paar belangrijke zaken geleerd. Inzichten die ik in mijn werk als leidinggevende ook probeer toe te passen. En als ik dat doe, zegt een stemmetje in mij: "Paul, niet doen alsof dit een originele gedachte is, die heb je van Jac."
Ga toch gewoon naar huis, mens
Eerst nog maar eens terug naar die fitheid. Het klinkt zo vanzelfsprekend, een baas die zegt dat hij dat belangrijk vindt. Maar dat is het natuurlijk niet. Hoeveel topmanagers zijn er immers niet die aan het einde van hun loopbaan zelf he-le-maal uitgewoond zijn? Gewoon "op". Overgewicht, ogen op de knieën, uitgeteld. En soms zelfs een hartaanval een jaar na hun pensioen. Daar hoeven we bij Jac. niet bang voor te zijn. Hij ziet er altijd puik en afgetraind uit.
Als ik vraag hoe het met hem gaat, is de lichamelijke conditie ook altijd zijn eerste referentie. "Conditie is goed, Paul. Beetje verkouden, maar dat mag geen naam hebben". Zijn verleden als triatleet heeft hem een ijzeren basisconditie bezorgd. Vanuit dat verleden toont hij zich ook altijd geïnteresseerd in de atletiek van mijn dochters. Ook moet ik nog wel eens glimlachen om zijn verzuchting naar een wethouder die snipverkouden op het werk zat: "Ga toch gewoon naar huis, mens". Zoals hij ook altijd tegen mij zei: "Tien weken werken, Paul. Dan een weekje rust".
Oude rot in het vak
In deze functie moet je niet bang zijn om te sneuvelen. Zijn tweede professionele levensles. Enige toelichting is hier op zijn plaats. We schrijven de eerste jaren van het vorige decennium, het politieke landschap wordt vol enthousiasme omgeploegd. Op landelijk niveau ruimt Pim de puinhopen van acht jaar Paars op, lokaal dragen de Leefbaren in steeds meer gemeenten bestuurlijke verantwoordelijkheid. Zo ook in het stadsdeel Amsterdam-Noord. Daar wordt een zittend bestuur van een aantal oudgediende partijen op een bepaald niet-zachtzinnige wijze aan de kant geschoven.
Jac. was secretaris van dat bestuur. Zoals hij dat al vele jaren was, ook van voorgaande besturen. Niet alleen in Noord overigens, maar ook in Zuid. Een oude rot in het vak zogezegd. Maar in het politieke klimaat van vergaande polarisatie dat ons land toen in zijn greep had, gold Jac. daarmee als een exponent van de oude politiek. En van zo iemand moest afscheid genomen worden.
Voor mij was dat een leerzame, maar toch ook best een schokkende ervaring. Als hoogste ambtenaar kun je zo maar sneuvelen. Altijd geweten, maar nog nooit eerder meegemaakt. Er heerste een mysterieuze stilte. Achter de schermen werd gewerkt aan zijn vertrek. Er werd niet over gesproken, niemand wist het, maar iedereen voelde het. Tot het moment waarop de stadsdeelvoorzitter meedeelde dat het bestuur haar vertrouwen in de secretaris verloren had. Het doek was gevallen.
Met opgeheven hoofd
En Jac. zelf? In die tijd deelde ik een kamer met hem, we spraken elkaar vrijwel dagelijks. Maar niet over deze kwestie. Tot het laatst bleef hij netjes zijn werk doen. Ogenschijnlijk onaangedaan. In het volle besef dat het als secretaris zo maar afgelopen kan zijn. En zoals hij wel eens tegen mij gezegd had: "Paul, wees daar niet bang voor!". Wat bedoelde hij daar mee? Het kan gebeuren dat je als hoogste ambtenaar niet meer bij je bestuur past. Schrik daar niet van, blijf jezelf. Doe geen gekke dingen omwille van je lijfsbehoud. Probeer niet te overleven ten koste van jezelf. Wees niet krampachtig. Een wijsheid die je een zekere onafhankelijkheid, ontspanning en autonomie oplevert, ook als je niet op het hoogste niveau werkzaam bent.
En dus vertrok hij. Met opgeheven hoofd. Geen publiekelijk natrappen. Every inch a gentleman. Later vertrouwde hij me ook nog wel eens toe: "Paul, zorg dat je je eigen verdediging op orde hebt". Vrij vertaald: Zorg voor een goede advocaat!
Ogenschijnlijk onaangedaan dus. Maar vanzelfsprekend moet dat vertrek hem pijn hebben gedaan. Het was "zijn" Noord. Daar was hij trots op. Moderne organisatie, modern overheidsgebouw. Een gebouw met véél kunst, daar had Jac. als kunstliefhebber wel voor gezorgd. En een gebouw zonder stofnesten of andere troep in de plinten. Daar zag hij -samen met PvdA-voorzitter Hans Oosterbaan met wie hij jarenlang een tandem vormde- hoogstpersoonlijk op toe. Een gebouw ook waar hij zich sterk voor had gemaakt. Het liefst had hij dat Het Huis van de Democratie genoemd, maar om de een of andere reden heeft die naam het nooit gehaald.
Over Stefan Zweig en het huisvuil in de wijk
Jac. was het boegbeeld van de organisatie. Hij beschikte over een aantal kwaliteiten waardoor hij die rol met verve kon vervullen.
Allereerst: Jac. is zowel intellectueel als uitvoerder. Dat intellectuele, ik merkte het onlangs nog. Ter gelegenheid van mijn verjaardag kreeg ik van hem een boek van Stefan Zweig cadeau. Toch niet bepaald lectuur die op de voorste planken van een kiosk te vinden is. Kort daarvoor had ik hem nog gesproken bij een bijeenkomst over het leven en werk van Jan Amos Comenius. Een Tsjechisch pedagoog die ook niet elke dag onderwerp van gesprek is bij de talkshows. Om mij een week later een proeve over het nut en de onzin van referenda toe te sturen. Intellectueel ook zeer de moeite waard, ik stimuleerde hem nog om de opiniepagina van een kwaliteitskrant te zoeken.
Maar diep in zijn hart is Jac. eigenlijk een uitvoerder. Dat was ook zijn openingszin op mijn eerste werkdag: "Paul, nota's schrijven kunnen we allemaal, het gaat hier om de uitvoering". Daar mocht géén misverstand over bestaan, zeker niet voor mij als jongen die van een ministerie kwam. Zelf had hij ook nog een aantal jaren bij een departement gewerkt. Maar dat was toch niet zijn habitat. Hier in Amsterdam-Noord kon hij zijn hart ophalen. En dan vooral met de stedelijke vernieuwing. Hele wijken moesten op de schop.
Met zijn intellectuele vermogens en zijn passie voor de uitvoering was hij zowel gesprekspartner voor de hoogopgeleide beleidsadviseurs als voor de jongens van de werkvloer. Zeg maar: voor de mannen van het huisvuil, de begraafplaats, de sportvelden en het buurtbeheer. Die spreken een andere taal. Niet altijd even fijnzinnig of genuanceerd, vooral géén beleidsjargon. Jac. sprak en verstond ook hun taal. Zoals burgemeester Eberhard van der Laan van Amsterdam dat ook doet. Van der Laan riep eens naar een bewoner op een inspraakavond: je bent zelf een ouwehoer. Dat heb ik Jac. nooit horen zeggen. Maar als de ondernemingsraad het te gortig maakte was hij niet te beroerd om haar in stevige termen van repliek te dienen en zo nodig het overleg te staken. Dat dwong respect af.
Candy en Hans met de kerst
Jac. beschikt nog over een andere eigenschap die hem tot boegbeeld maakte. Hij is een sfeermaker. In de eerste twee weken bij mijn nieuwe werkgever had ik al vijf restaurants in Amsterdam bezocht. Bestuurswisselingen, afscheid van mensen: Jac. liet geen gelegenheid voorbij gaan. Wat er echt toe deed, moest gevierd worden. Met kerst zorgde hij ervoor dat bestuursleden en leden van zijn managementteam een boek kregen. Met diezelfde kerst liet hij Candy en Hans Dulfer optreden voor een swingend feest voor het personeel. Als hij dan zelf speechte, was ik altijd onder de indruk van het gemak waarmee hij dat deed. Steevast klonken in die speeches twee woorden door: prettig werkklimaat. Dat vond hij belangrijk.
Ook in het managementteam dat hij voorzat en waarvan ik deel uitmaakte, zorgde hij voor sfeer. Altijd ontspannen. Maar soms kon hij witheet worden. Dan begon hij met zijn vingers op tafel te tikken. Tergend langzaam. Zoals die keren dat er cijfers over het ziekteverzuim werden gepresenteerd. Voor zijn gevoel waren die uit hun context gehaald. Dat ervoer hij als onterechte kritiek. Waar hij ook gevoelig voor was, waren de bestuurlijke verhoudingen tussen de stadsdelen en de centrale stad. Hij stond voor de autonomie van de stadsdelen. Een legendarische uitspraak: "Met de gemeentesecretaris van Amsterdam heb ik evenveel te maken als met die van Almere". Voor de goede verstaander: helemaal niets dus. Wat niet wegnam dat hij het met de secretaris van Amsterdam op een constructieve wijze samenwerkte en overleg voerde. Maar toch, het moest even gezegd.
Op het gemak bij Jac.
Ter gelegenheid van zijn afscheid bij het stadsdeel Amsterdam-Noord mocht ik samen met een collega een liber amicorum voor hem samenstellen. Onlangs ging dat nog eens door mijn handen. Het was vooral een zinnetje van de toenmalige voorzitster van de ondernemingsraad dat mij trof: "Jac., mensen voelden zich bij jou op hun gemak".
Paul Strijp, 19 augustus 2016