Translate

woensdag 23 december 2015

Henk Strijbis, doe maar gewoon-automonteur in de Horstermeer



Acht jaar geleden trok hij een bedenkelijk gezicht. "Houd er rekening mee dat je uitlaat volgend jaar aan vervanging toe is. Dat kan best een fikse kostenpost worden". Als Henk dat zegt, kun je maar beter wat geld opzij leggen. Want Henk is een vakman. Maar nu, acht jaar later, weten we dat Henk niet alléén een vakman is. Henk is namelijk ook een goudeerlijke man. Waarom? Elk jaar inspecteerde hij onze auto. En elk jaar constateerde hij, met datzelfde bedenkelijke gezicht: "Nou, die uitlaat, die kan nog wel héél even mee. Maar volgend jaar moet er echt een nieuwe onder"!. Die nieuwe uitlaat, die kwam er nooit. Gewoon niet nodig. Kom daar eens om in de autobranche!


Henk Strijbis. Eigenaar van een all round garage bedrijf voor alle merken, Auto Service Nieuw Walden in Nederhorst den Berg. Gelegen ergens op een verlaten bedrijventerrein in de Horstermeerpolder. Je moet weten waar hij zit, want anders vind je hem niet. Een enkele keer moet ik er 's avonds mijn auto achterlaten voor een onderhoudsbeurt waar Henk de volgende dag mee begint. Dan waan je je toch echt even alléén op de wereld.


Dochter in overall

Zijn twee kinderen werken ook in de garage. Eén van beiden is zijn dochter, Chantal. Zij staat je altijd allervriendelijkst te woord. Gekleed in een blauwe overall. Onlangs liet Henk mij weten dat zij het bedrijf te zijner tijd niet gaat overnemen van haar vader. Ik bespeurde een licht gevoel van teleurstelling bij mezelf. Dat had me wel heel mooi geleken. Een vrouw aan het hoofd van een garagebedrijf. Ik weet niet of zij daarmee de eerste van Nederland geweest was, maar ik weet wel dat Chantal dat heel goed gedaan zou hebben. Misschien bedenkt zij zich nog. Ergens hoop ik het.





Henk is auto

We zijn al heel wat jaartjes klant bij Henk. Ik zou niet eens weten hoeveel precies. Maar dat zijn er in elk geval méér dan tien. Daarvóór zaten we bij een nabij gelegen garagebedrijf. Die eigenaar kon de elektronische ontwikkelingen niet meer bijbenen. En verwees ons naar Auto Service Nieuw Walden. Daar zijn we nooit meer weggegaan. Een wereld van verschil met de onderhoudsbeurten bij de grote dealerbedrijven. Niet alleen in prijs, maar vooral in vriendelijkheid.

Dat bijhouden van de elektronische ontwikkelingen is wel nodig omdat een auto, zo verzekert Henk mij telkens weer, steeds meer van techniek aan elkaar hangt. Zonder technische kennis géén automonteur. Henk kan die ontwikkelingen wèl volgen. Moeiteloos zelfs. Ook al is hij op een zekere leeftijd, die cursussen doet hij er gewoon bij. In de avonduren. Volgens mij met speels gemak, ik heb hem er nooit over horen klagen. Sterker, ik denk dat hij die bijscholing zelfs met veel plezier volgt. Henk is namelijk gewoon auto. En een beetje motor, want motorrijden is zijn grootste passie. Klagen doet hij overigens helemaal nooit. Ook niet tijdens de economische crisis. De klanten bleven komen, Henk kwam om in het werk.


Met kloppend hart en zweet op het voorhoofd

In principe komen we twee keer per jaar bij hem. Voor een grote en een kleine onderhoudsbeurt, waarbij één van beide wordt gecombineerd met een APK. Maar zoals dat gaat, tussendoor laat de auto je ook nog wel eens in de steek. En dat soms op hoogst ongelukkige momenten. Momenten waarop je denkt: "neen, nù géén pech!". Vrijdagmiddag half vijf, vlak vóór het vertrek voor een zomervakantie naar Frankrijk. Momenten waarop de gemiddelde garage zich opmaakt voor een weekend. Op die momenten dus, op die momenten is Henk er voor je. 

Zoals vorig jaar. Je durft het hem bijna niet te vragen, want je weet dat hij het druk heeft. En dat ook hij naar zijn weekend uitziet. Maar du moment dat hij je penibele situatie gehoord heeft, gaat hij aan de slag. Dan ga jij vóór. En werkt hij zó lang door tot dat kreng weer gewoon rijdt. Zodat je op vrijdagavond naar je vakantieadres kunt vertrekken. En komt hij, met kloppend hart en zweet op zijn voorhoofd, de auto thuis bij je afleveren. Als je hem dan later vertelt dat je tijdens de vakantie wéér pech hebt gehad met weer een ander onderdeel, voelt hij zich bezwaard. Dat kun je merken. Hij kan daar niets aan doen, maar toch vindt hij dat dan heel rot voor je.




Met een lampje onder de motorkap

En onlangs was hij er wéér. Onze auto was op. Henk betwijfelde zelfs of ons karretje bij de verkoop in de Oekraïne überhaupt nog wel ièts zou opleveren. Nou, dan is een auto ècht versleten. We stonden dus voor de opdracht om een nieuwe aan te schaffen. Dan beland je in situaties waarin je moet onderhandelen met ervaren verkopers. Situaties waarin je toch vaak het onderspit delft. Welnu, dat dolven wij niet. Henk bood namelijk aan om met ons mee te gaan. Dat werd een belevenis.

De autoverkoper kreeg alle hoeken van de kamer te zien. Op een beleefde manier, dat wel, maar hij zag die hoeken wel. Henk had namelijk een lampje meegenomen. En speurde daarmee onder de motorkap, op zoek naar afwijkende plekjes of defecte onderdelen. Die waren er. De verkoper werd wit om de neus, telkens ging de verkoopprijs iets naar beneden. Want dat konden we ook aan Henk overlaten, het onderhandelen. Kort en goed: wij waren zeer ingenomen met deze deal.  


Een praatje met de klanten

Ik breng mijn auto voor een kleine beurt. Hij begroet je. Op zijn gemak begint hij aan de klus, je kunt gewoon wachten en een kopje koffie drinken. Ondertussen arriveren andere klanten. Ook met hen maakt hij eerst even een praatje. Nooit paniek, heel ontspannen allemaal.

Ik vraag me af hoe dat moet als hij er ooit mee ophoudt.


Paul Strijp, 21 december 2015

zondag 16 augustus 2015

Chiel Simons, gouwe pik die het goedmaakt met een gebakje



Als Chiel zegt dat hij maandagochtend om acht uur je huis komt schilderen, dan doet hij dat. Dat lijkt vanzelfsprekend, maar dat is niet zo”, aldus één van zijn zakelijke relaties. En Chiel heeft net als zijn vader een sterk rechtvaardigheidsgevoel. “Aan Chiel kun je je portemonnee zo meegeven, hij is voor 100.000% te vertrouwen”. Als de zaken niet volgens afspraak worden uitgevoerd, dan wordt hij woest. Dan kookt hij van binnen. Maar hij uit die woede niet. Chiel is géén prater. Zoals zijn vader dat ook niet was. Als het ging om de trots voor zijn zoon, was het enige wat hij zei: “Je doet het goed, jongen”.


Chiel Simons. Jarenlang stond ik met hem langs de zijlijn. Te kijken naar en meestal te genieten van het voetbal van onze zonen. Buiten dat voetbal hadden we niet zo heel veel contact, daarvoor waren onze werelden te verschillend. Hij directeur van een Amsterdams schildersbedrijf, ik ambtenaar. Maar ik voelde wel altijd sympathie voor hem. Toen zijn vriendin Saskia mij onlangs vroeg of ik ter gelegenheid van zijn vijftigste verjaardag een boekje over hem en zijn bedrijf wilde schrijven, aarzelde ik geen moment. Ik sprak met familieleden, personeel en klanten van Chiel. Dit portret is aan dat boekje ontleend.



 




Een man die zeer geliefd wordt. Door zijn familie, door zijn personeel, door zijn klanten. Gelukkig heeft hij ook zijn nukkigheden, anders zou hij al tijdens zijn leven heilig verklaard worden. Laten we snel zo'n nukkigheid bij de kop nemen.

Láát hem nu maar

Zijn ochtendhumeur. Dat is legendarisch. Daar lijdt Chiel aan, daar is iedereen het over eens. Is tijdens de vroege uren snel op zijn pikkie getrapt. Kort lontje. Zijn gezicht spreekt dan boekdelen.
“Als schilders kijken wij elkaar aan en dan weten we: je kunt nu beter niets aan hem vragen. Dat komt later wel”.

Maar het is net alsof de mensen om hem heen Chiel verontschuldigen voor deze karaktertrek. Dat ochtendhumeur, Chiel kan er zelf ook niets aan doen, hij hééft het ook druk, láát hem nu maar.

Maar waar heeft de beste man het dan zo druk mee? Met regelwerk. Een timmerman, een loodgieter, een elektricien, iemand voor de vloerbedekking. Er is altijd wel wat. Het schuiven met personeel als twee schilders ziek zijn. Het inplannen van kleine klusjes zoals een trappenhuis bij slecht weer. En natuurlijk het binnenhalen van het werk. Chiel heeft alles in zijn hoofd. Is 7 x 24 uur met het werk bezig. Dat zie je soms aan hem. Dan ontgaat hem wel eens wat, is hij er niet helemaal bij.

 
Zijn eerste jaren

Chiel hoefde niet in dienst. Hoewel hij de vrije keuze had, besloot hij de schildersopleiding in Utrecht te gaan volgen. De Nimeto. Binnen de familie was het vanzelfsprekend dat Chiel in het bedrijf van zijn vader zou gaan werken. Daar werd niet over gesproken, dat ging gewoon zo. Zijn vader was er blij mee. Dat was midden jaren tachtig, de crisisjaren. Die hebben een grote invloed op Chiel gehad. Die jaren hebben hem gevormd.


Chiel ontwikkelde zich razendsnel. Tot een slimme en bescheiden zakenman die een nieuwe dimensie aan het bedrijf toevoegde. Het bedrijf bloeide op. Hij professionaliseerde en bracht focus aan. Het resultaat van die persoonlijke ontwikkeling is dat Chiel, ondanks een paar moeilijke jaren door ziekte, een gezond en stabiel bedrijf leidt. Een bedrijf met positieve financiële resultaten. Een bedrijf ook dat, in tegenstelling tot veel andere, de recente crisisjaren heeft overleefd.


Een lieve versus een zakelijke ondernemer

Tussen Chiel en zijn vader heerste soms strijd. Beide mannen dachten niet altijd hetzelfde over de manier waarop iets moest worden aangepakt. Dan waren de spanningen voelbaar. “Pa, dat heb ik net toch al tegen je gezegd”, liet Chiel zich dan ontvallen. Chiel en zijn vader leken op elkaar. De manier van lopen bijvoorbeeld. En allebei geen bluffer.

Toch waren er ook verschillen. Vader Simons was extraverter, zijn zoon wat melancholischer en serieuzer. Die zal zijn omgeving niet snel in schaterlachen doen uitbarsten. Chiel zou ook nooit buiten op een stoeltje een praatje maken met de voorbijgangers. Hij is zakelijker dan zijn vader, voor hem moet een klus profijt opleveren. Als zijn vader je aardig vond, rekende hij een zacht prijsje. Dat zou Chiel nooit doen. Zijn vader was een lieve ondernemer.



Alle schroefjes naar één kant


Chiel en zijn vader hielden van elkaar. Een liefde van twee kanten. Onvoorwaardelijk. Wie goed keek, zag dat. Aan hun wederzijdse bejegening, aan hun respect. Chiel bleef zijn vader ondersteunen, ook na zijn pensioen. Je kon het ook horen aan hun woorden, bijvoorbeeld tijdens de gesprekken over de overdracht van het bedrijf. Maar beide mannen spraken die liefde niet direct uit. Eerst tijdens zijn afscheidsspeech bij de uitvaart van zijn vader, in de zomer van 2012, vond Chiel woorden om die liefde te laten blijken.

“Pap, ik heb veel van je geleerd. Je hebt me geleerd om in het leven niet afhankelijk te zijn. Van de banken bijvoorbeeld.”

Bij het sluiten van de kist liet hij alle schroefjes naar één kant wijzen. Zo zou zijn vader, een perfectionist pur sang, het ook gedaan hebben.

 
Een topbaas

"Chiel is een topbaas", hoor je uit de mond van de één. Een ander benadrukt dat hij Chiel niet echt als een baas ziet. Eerder een jongen onder de jongens.
 

Als hij er nu mee ophoudt, kap ik er ook mee

Chiel geeft zijn schilders de tijd, zit niet achter hun vodden aan. “Je moet …” zal je niet vaak uit zijn mond horen. Maar een enkele keer vraagt hij toch: “Wanneer kan ik die steiger bij jullie weghalen?”. Soms is er ook wel eens een misverstand. “Ik kan tegen jou ook niets zeggen”, reageert Chiel dan kortaf. Maar als hij dan ziet dat zo’n reactie tot pijn in de buik van de ander leidt, heeft hij al gauw spijt. Is dan niet te beroerd om zijn excuses aan te bieden. Meldt zich altijd om een kwestie uit te praten. Met een gebakje erbij, dat neemt hij dan mee. Chiel is gewoon een gouwe pik.


Ken niet

Ook maakt hij wel eens een foutje. Zoals bij een pand dat in de grondverf en de lak stond. “Is die kleur niet te roze?”, vroegen de schilders zich af. Wat bleek? Chiel had de verkeerde verf besteld. Hij had zich tien nummers vergist. “Ken niet”, is dan zijn eerste reactie, gevolgd door een diepe zucht. Hij moet immers opnieuw gaan onderhandelen met de klant. “Ik weet echt niet of dit wel aan mij ligt”, laat hij dan ook nog weten. Om dit na enige tijd te laten volgen door: “Ok, ik neem de schuld wel op me”. Het pand wordt dan overgeschilderd.

De zorg voor zijn personeel heeft Chiel van zijn vader. Volgens sommigen is hij te goed, te lief voor zijn personeel. Maar als het moet, is hij streng. Als een project te lang duurt bijvoorbeeld. “Jongens, het is mooi geweest”, zegt hij dan. Maar bovenal is Chiels motto toch:

Het gaat goed met mij, ik wil dat het ook met jullie goed gaat.

En dus geeft hij zijn mensen met hun verjaardag een staatslot, met Pasen chocolade, met Sinterklaas een banketstaaf en met de kerst een pakket, een envelop en een brood van zeer goede kwaliteit. Oók tijdens de crisis. Dat zie je bij andere bedrijven niet, benadrukken zijn schilders die ook elders hebben gewerkt. Eén van de schilders bekent het jammer te vinden dat hij niet twintig jaar eerder bij hem in dienst is getreden.

 
Kan ik je helpen?

Klanten waarderen zijn diplomatie. Chiel regelt, Chiel masseert, Chiel is soepel en flegmatiek, Chiel zorgt dat dingen voor elkaar komen. Hij zit er bovenop. Heeft de gogme van het vak. Ont-zorgt zijn klanten.




Ik heb bij Chiel nooit het gevoel gehad: schiet nou eens op, man. Je kunt hem altijd bellen, is altijd beschikbaar.

Binnen een paar dagen heb je een afspraak. Bij trouwe en jarenlange klanten geeft hij dan een indicatie, géén offerte. Dat is veelzeggend, dat tekent het wederzijds vertrouwen. En wat heel bijzonder is: als een klant ziek is, zoekt hij ook het contact. Springt in de bres en toont zich van zijn menselijke kant. "Kan ik je helpen?". Zijn klanten zijn dol op hem, lopen met hem weg.



Een gevoelsmens, maar standvastig


Soms moet hij herinneringen naar klanten sturen. Meestal strijkt hij over zijn hart. “Akkoord, die betaling komt wel”, zegt hij dan. Maar zijn gevoel laat hem nooit in de steek. Zoals die twee keer in zijn loopbaan dat hij een deurwaarder moest inzetten, dat voelde hij gewoon aankomen.


Chiel is standvastig. Vooral met zijn prijzen. Vergeleken met de concurrentie eindigt hij prijstechnisch vaak in het midden of aan de bovenkant. Concessies doet hij niet. Toch krijgt hij vaak een opdracht. Dat komt door die gunfactor. En als hij een klant eenmaal binnen heeft, dan houdt hij die vaak vast. Lang vast.


“Ik heb nooit de behoefte gehad om een offerte bij een ander bedrijf te vragen”.


Geen anekdotes

Die klanten hebben ook niet veel anekdotes te vertellen. Je voelt de schaamte: sorry, maar er is echt niets grappigs. Zoals ook niemand zich een vervelende ervaring of iets rottigs weet te herinneren. Simons is gewoon een degelijk en betrouwbaar bedrijf.


Méér Chielen


"Eigenlijk moeten er gewoon méér Chielen in dit leven zijn”
 
“Er is geen fijner mens dan Chiel. Als iedereen zo zou zijn, dan was het leven een stuk prettiger”.


Paul Strijp, 9 augustus 2015


 

 


maandag 1 juni 2015

Tjeerd Kampstra, directeur en anti-directeur


 
Nooit eerder werkte ik zo lang voor één baas. Bijna negen jaar. De aankondiging van zijn vertrek voelde alsof de fundamenten onder mijn professionele bestaan even wegvielen. Alsof je er even helemaal alléén voor stond. Met dat vertrek werd een tijdperk afgesloten. Voor de organisatie als geheel en voor mij persoonlijk. Tjeerd Kampstra, voormalig directeur Beleid van de provincie Noord-Holland.

 
Van enige afstand zou je hem niet voor een directeur aanzien. Geen strak pak, slechts zelden een stropdas. In plaats daarvan een kort jack. En op vrijdag een spijkerbroek. In de pauze een sigaretje ergens buiten het gebouw. Ondertussen zaken regelend met passerende medewerkers. Met een driesterren restaurant doe je hem geen plezier, het liefst gaat hij naar een gezellig eetcafé. En in de nachtelijke uren kijkt hij Amerikaanse honkbalwedstrijden. Voor het oog was Tjeerd Kampstra de vleesgeworden anti-directeur. Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg. Een broertje dood aan mensen met een dikke nek. Geen flitsende optredens tijdens congressen of symposia. Maar mensen die hem kenden en met hem werkten, wisten één ding maar al te goed: Tjeerd is de baas.

 
Besluiten, beheersen, bevechten en beschermen

Wat maakte Tjeerd de baas? Als geen ander durfde hij besluiten te nemen. Dat deed hij door te luisteren. Bij een lastig dossier riep hij alle betrokkenen om tafel. Zelf zat hij aan het hoofd. Altijd. Hij hield dan een rondje, iedereen mocht zijn zegje doen. Bij onduidelijkheden of onnavolgbare redeneringen stelde hij een vraag. Slechts één, daar had hij genoeg aan. Maar dat was dan wel een dodelijke vraag. En aan het einde trok hij zijn conclusies en nam een besluit. Dat besluit gaf duidelijkheid en rust. Die gesprekken verliepen niet altijd zachtzinnig, die gingen soms van dik hout. Er vielen ook wel eens spaanders. Tjeerd regeerde. Tjeerd beheerste.
 

“De staatssecretaris van EZ wil een natuurtop houden, Tjeerd”.

“Geen sprake van. Het natuurbeleid is gedecentraliseerd naar de provincies. Die top gaan wij als provincie Noord-Holland boycotten”.
 

 
"Tjeerd, het rijk wil die financiële middelen nog steeds niet overmaken. Wij stellen bestuurlijk overleg voor”.

“Niks bestuurlijk overleg. Het heeft allemaal lang genoeg geduurd. Wij stappen naar de rechter.”

 
Stevige taal. Ik schrok daar wel eens van. En hoewel de soep meestal niet zo heet werd gegeten, zijn deze uitlatingen kenmerkend voor de man. Tjeerd was niet bang. Niet bang voor het conflict en niet bang voor de strijd. Daarmee was hij wat ik niet was. En met mij vele andere collega’s. In provincieland, toch gedomineerd door een conflict-mijdende en een op overleg gerichte cultuur, was hij een atypische verschijning.


Tjeerd was een teambuilder.  Vooral met en in zijn MT.  Hij hamerde op gezamenlijke verantwoordelijkheid, het elkaar steunen en elkaar sterker maken. Bijeenkomsten onder zijn leiding liepen nooit uit de hand, in een team met Tjeerd aan het hoofd vond nooit muiterij plaats.  Dat kwam omdat hij zijn team vertrouwen gaf. Als hij eenmaal voor je gekozen had, dan stond hij voor je. Beschermde je. Hij speelde de wedstrijd met een vaste formatie en deed mij aan Bert van Marwijk denken. Die liet als coach van het Nederlands elftal zijn spelers ook na een wat mindere wedstrijd gewoon in de basis staan. En onderscheidde zich daarmee van Marco van Basten, die als coach van Ajax in twee seizoenen negentig spelers versleet. Tjeerd versleet zijn mensen niet.

 
Sterk intern, zwak extern profiel

Wat je hem zelden of nooit zag doen, was in een overleg met externe partijen op zoek gaan naar een oplossing voor een probleem. Samen met andere directeuren met de benen op tafel, onderzoeken of een deal gesloten kon worden: het hoorde gewoon niet bij hem. De Metropoolregio Amsterdam en het Interprovinciaal Overleg waren niet zijn speelvelden. De achtergrond daarvan heb ik nooit gekend. Misschien lag die wel in zijn overtuiging dat maatschappelijke problemen het best door schaalvergroting en zeker niet door eindeloos gepolder aangepakt kunnen worden. Al die havenbedrijven, al die groenorganisaties: fuseren! Legendarisch is zijn pleidooi voor een trust naar het voorbeeld van de National Trust in Engeland. Dit dossier bracht ons niet nader tot elkaar, maar hij weet nog steeds zeker dat die trust er ooit zal komen. En hij zal er nog zijn bijdrage aan gaan leveren, reken maar!

Het resultaat was een opvallende asymmetrie. De meeste ambtelijke directeuren die ik in de loop der jaren gezien heb, ontlenen hun interne machtspositie aan hun externe draagvlak. Bij Tjeerd werkte dat zo niet. Over veel extern draagvlak beschikte hij niet en toch was zijn interne positie ijzersterk. Jarenlang was hij soeverein op de gebieden personeel, organisatie en financiën. Hij doorzag de begroting als geen ander, bepaalde de bezetting op sleutelposities en zette de koers uit die de organisatie lange tijd heeft gevaren. Het ontwerp daarvoor leverde hij bij de reorganisatie van 2005.

 
De reorganisatie, opus magnum

Tjeerd was architect en uitvoerder van een –voor de publieke sector in Nederland- ongekende reorganisatie. Een kunstje dat nog nooit eerder vertoond was. De zachte cultuurtrajecten van de provincie leverden voor zijn gevoel te weinig resultaat. Dat moest maar eens afgelopen zijn. Wat volgde, was een reorganisatie waarbij velen hun baan verloren. Ondanks een ruimhartig sociaal plan kreeg de provincie veel kritiek te verduren. Die leek hem niet te deren. Rechte knieën houden was zijn motto. Wat de reorganisatie ècht met hem gedaan heeft, weet ik niet. Maar voor het oog onverschrokken brak hij de oude organisatie af en bouwde een nieuwe op. De reorganisatie was van hem, daar moest je niet aan komen. Geruchtmakend was zijn woede-uitval tijdens een busreis naar Brussel. In de bus deed het verhaal de ronde dat een medewerker zich publiekelijk negatief over de reorganisatie had uitgelaten. De leidinggevende van die medewerker kreeg in niets mis te verstane woorden een dienstopdracht. Die leidinggevende was ik.

Ondanks alle kritiek kreeg hij later publiekelijk zijn credits. Tijdens een aan de reorganisatie van de provincie Noord-Holland gewijd symposium kwalificeerde Roel Bekker, hoogleraar en voormalig topambtenaar bij de rijksdienst, deze mega-operatie als een huzarenstukje. Tjeerd beleefde zijn finest hour. Ik zat naast hem, ergens op de achterste rij. Zelfs op dit symposium, een symposium over zijn reorganisatie,  liet hij anderen het woord voeren en verkoos hij een onzichtbare positie. Daarin voelde hij zich het best. Hier ontving hij de ultieme waardering. Hij genoot, maar deed zijn best om dat niet te laten blijken.

 
Zijn school
In de jaren die volgden, bouwde hij niet minder dan een school. Geen school in de letterlijke of fysieke zin van het woord. Wel een school in de betekenis van een set aan uitgangspunten voor het ambtelijk handelen en voor politiek-ambtelijke verhoudingen. Die uitgangspunten waren onwrikbaar.  Het belangrijkste was zonder meer: als ambtenaren werken wij voor het gehele college en niet slechts voor één gedeputeerde. Het overtreden van die regel was een doodzonde. Dat gold ook voor het kritiekloos uitvoeren van wat het college vroeg. De regel luidde: Wij voeren het collegeakkoord loyaal uit, maar wij adviseren wel kritisch. Die regel is in de publieke sector zeker geen gemeengoed, ik heb ook directeuren meegemaakt die het serviel uitvoeren van wat een bestuurder vraagt tot hoogste goed verklaarden. Die dualiteit -loyaal doch kritisch- voerde hij consequent door. Hij positioneerde de ambtelijke organisatie daarmee scherp. Hield onwenselijke bestuurlijke bemoeienis met de organisatie buiten de deur. Personele zaken bijvoorbeeld, die waren niet voor bestuurders bedoeld. Ook dat heb ik anders meegemaakt. In de geruchtmakende affaire-Hooijmaijers hield hij zijn organisatie moreel zuiver en weerstond de bestuurlijke druk om van regels af te wijken.

Een juweeltje uit zijn school was de tweejaarlijkse p-dag. Een door hemzelf bedacht instituut. P-dag staat voor: een management-dag over personele ontwikkelingen. In essentie kwamen die er op neer dat hij met zijn managementteam problemen of stagnatie vóór probeerde te zijn. Niet wachten tot een medewerker is uitgekeken op een klus, maar als management vroegtijdig met hem of haar in gesprek gaan. Het resultaat was er naar. Het ziekteverzuim van zijn organisatie schommelde regelmatig op of onder de 2%. Een even groot compliment als dat van Roel Bekker.

 
Groot groen hart

Een bijzondere band had hij met alles wat met groen en natuur te maken had. Hij kon genieten van een bezoek aan de Oostvaarders-plassen.  Laarzen aan, een verrekijker in de hand. Toonde zich dan een geboren docent. Ook genoot hij wanneer hij hoorde dat we ergens een visarend hadden gezien. Grote glimlach. Dat was toch maar mooi, een visarend.

Maar zo groot als zijn liefde voor de natuur was, zo moeizaam was zijn relatie tot de groene instituties. Die relatie werd gekenmerkt door diep wantrouwen. Van dat wantrouwen had ik last, ik kon dat niet plaatsen. Eerst in de loop der jaren werd mij langzaam duidelijk waar dat op gebaseerd was. Soms was dat een ongelukkige publieke uitlating van een natuurorganisatie, die kon hij jarenlang met zich meedragen. Hij toonde zich dan rancuneus. Heel basaal was zijn afkeer van –wat hij zag als- de subsidieafhankelijkheid van de natuurorganisaties. Subsidiejunks zijn het, schampte hij dan. Hier botsten wij regelmatig. Mijn pleidooi voor een dialoog met de natuurorganisaties vond weinig weerklank. Als je eenmaal zijn vertrouwen verloren hebt, verdien je dat maar heel moeilijk terug. Hij vermeed de natuurorganisaties dan ook, zocht hen niet op. En werd daarmee voor hen een onzichtbare en wat mythische figuur.

 
Groot sociaal hart

Soms zag je hem worstelen. Hij had grote moeite met bepaalde maatschappelijke en politieke ontwikkelingen. Als ambtenaar liep zijn sociaaldemocratisch hart hem dan voor de voeten. De opkomst van de PVV bijvoorbeeld, halverwege de jaren 2000. Je zag hem denken: “Verfoeilijk, waar gaat onze samenleving heen? Een college met die partij ga ik niet meemaken”. Maar op hetzelfde moment realiseerde hij zich dat hij als ambtenaar elk college had te dienen.  Ook een college met een populistische inslag. Die loyaliteit voelde hij ook. Dat college kwam er overigens niet.

Ook kon hij zich wel eens negatief uitlaten over bouwplannen met veel dure koopwoningen. Die gaan wij toch niet goedkeuren?, riep hij dan, terwijl het type woningen voor de provincie geen beoordelingsgrond vormt. Bij de aanslagen op de redactie van Charlie Hebdo in Parijs, was hij van de kaart. Met ferme tred zag ik hem naar de Grote Markt in Haarlem lopen om te demonstreren. Hij kon het zijn medewerkers natuurlijk niet voorschrijven, maar diep in zijn hart was hij van mening dat iedereen dat zou moeten doen.

 
De laatste jaren

Soms gedreven, soms moe. Zijn laatste jaren bij de provincie waren wisselend. Na een afwezigheid van twee maanden vanwege medische redenen, was hij er plots weer, blakend van energie. Hij had er weer zin, zat nergens mee. Maar op andere momenten zat hij er doorheen. Vooral de toenemende regeldruk maakte hem ongelukkig. Red tape noemde hij dat. Hij deed zijn best om die afnemende motivatie niet te laten blijken, maar die laatste jaren gingen hem steeds moeilijker af. De echte dynamiek was er niet meer. In zijn hart zal hij terugverlangd hebben naar zijn reorganisatie van tien jaar eerder.

Een icoon verdwijnt. Tjeerd nam besluiten, beheerste, bevocht en beschermde. Bood zijn managers en medewerkers stabiliteit en veiligheid. Dat was de directeur in hem. Hij verdient een hoofdstuk in een handboek voor elementaire bestuurskunde. Zijn school bleef buiten de provincie onopgemerkt, daarvoor verkeerde hij te veel in de luwte. Als anti-directeur zal hij er niet wakker van liggen. Op waardering zit hij niet te wachten. Hij heeft gewoon zijn werk gedaan en daar altijd een goed salaris voor gekregen.

Paul Strijp, 22 april 2015