De schok had nauwelijks groter kunnen zijn. April 1988. Koud twee weken was ik in dienst van de gemeente Delft. Vers van de universiteit. Gewapend met theorieën en concepten. Die had ik nodig, zo dacht ik, om mijn opdracht uit te voeren. Die opdracht luidde om kritisch naar de sportaccommodaties te kijken. Welke konden blijven, welke moesten weg en welke zouden beter naar een andere locatie kunnen verhuizen? Nou, daar nam deze jonge doctorandus eens even goed de tijd voor. Uitgebreid inlezen, praten, nog eens inlezen, theoretische achtergronden bestuderen. Precies zoals hij dat op de universiteit had geleerd. En toen kwam het oordeel van zijn baas. Na precies twee weken. “Er komt niets uit die jongen”. Niks theorieën en concepten. Leveren, dat was het devies. Als het maar bruikbaar was voor de praktijk. De praktijk? Daar had ik weinig kaas van gegeten.
Selfmade man
Piet van der Kruk. Bekende Nederlander. Voormalig Olympisch sporter. Negende tijdens de Spelen van Mexico
In zijn professionele leven begonnen als sporthalbeheerder in Delft. Om zijn loopbaan te vervolgen als hoofd Sport en Recreatie van diezelfde gemeente en als hoofd van de Sector Sportaccommodaties van de koepelorganisatie NOC*NSF. En om te eindigen als directeur van het Nederlands Centrum voor Dopingvraagstukken. Prachtige loopbaan. Ook bestuurlijk heeft hij de nodige functies gehad. En dat alles met een afgeronde opleiding werktuigbouwkunde op MTS-niveau. Een selfmade man zogezegd.
Beleid in de praktijk
Mijn eerste kennismaking met Piet was een interview. Dat
moet in 1987 zijn geweest. Voor mijn afstuderen sprak ik met hem als voorzitter
van de Koninklijke Nederlandse Krachtsport Bond. Over het onderwerp sport en politiek. Ik herinner mij dat
ik onder de indruk was. Deze man formuleerde helder en zorgvuldig, stond
uiteraard voor zijn zaak maar was toch genuanceerd in zijn oordeel en gaf blijk
van een coherente visie.
Toen ik een jaar later bij de gemeente Delft in dienst trad,
kenden wij elkaar dus. De samenwerking met Piet was van korte duur, want na enkele
maanden vertrok hij naar NOC*NSF. Maar de samenwerking was lang genoeg om van
te leren. Te leren hoe beleid in de praktijk tot stand komt. Piet vormde een gouden
koppel met de wethouder, wijlen Jan Bart Mandos. Die twee konden lezen en
schrijven met elkaar. Hadden aan een half woord genoeg en bepaalden samen wat
er met de sport in Delft gebeurde. Dat samenspel kende ik niet van de theorieën
en concepten. Die deden er plots niet meer toe. Voor het overige herinner ik
mij twee dingen uit die tijd. Mijn moeder volgde de ontwikkelingen tijdens mijn
eerste baan op de voet. Met Sinterklaas gaf zij mij een surprise van de kruk
van een deur. En in de gemeente Delft ging het verhaal dat Piet in zijn eentje
een grote stalen archiefkast kon verplaatsen.
Wat volgde was een donkere periode in onze relatie. Ik word
er ’s nachts nog wel eens zwetend wakker van. Piet had zijn nek voor mij
uitgestoken en geregeld dat ik bij NOC*NSF aan de slag kon. Maar tijdens de
onderhandelingen sprak ik ook met een andere werkgever. En niet zo maar een
werkgever. Ik sprak met het ministerie van VWS, de tegenspeler van NOC*NSF. Met deze partij kwam ik uiteindelijk tot overeenstemming.
Vijfentwintig jaar later weet ik nog steeds niet precies wat mij toen bewogen heeft om die gesprekken met VWS niet bij Piet te melden. Angst voor zijn reactie, gewoon een laffe daad, onervarenheid, jeugdige overmoed. Hoe dan ook, ik heb geleerd wat het betekent om een goede relatie de nek om te draaien. Die relatie herstelde pas weer toen ik na zes jaar een andere functie kreeg en de sportwereld verliet. Per brief klaarden we de lucht. Piet bleek over een groot hart te beschikken en toonde zich vergevingsgezind. Opluchting.
Vijfentwintig jaar later weet ik nog steeds niet precies wat mij toen bewogen heeft om die gesprekken met VWS niet bij Piet te melden. Angst voor zijn reactie, gewoon een laffe daad, onervarenheid, jeugdige overmoed. Hoe dan ook, ik heb geleerd wat het betekent om een goede relatie de nek om te draaien. Die relatie herstelde pas weer toen ik na zes jaar een andere functie kreeg en de sportwereld verliet. Per brief klaarden we de lucht. Piet bleek over een groot hart te beschikken en toonde zich vergevingsgezind. Opluchting.
Maar gedurende die zes jaar heb ik het geweten. Piet maakte
het mij niet makkelijk. Daar zal ook een gezonde dosis wraakzucht aan ten
grondslag hebben geleden. Zes jaar lang wisselden we alleen de
hoogstnoodzakelijke woorden met elkaar. Als NOC*NSF en als ministerie stonden
we regelmatig lijnrecht tegenover elkaar. Het scherpst was dat het geval bij
het Verenigings Hallen Plan (VHP). Dat was een geesteskindje van Piet. Een initiatief
van de sport om goedkoop sporthallen van de grond te tillen.
Met minister d’Ancona aan het roer vroegen wij aandacht voor de architectonische kwaliteit van die hallen. Daar zat de sport niet op te wachten en Piet al helemaal niet. Hij toonde zich dan een straatvechter. Als het moest, maakte hij zijn punt tijdens de opening van een vergadering. Nog voordat de voorzitter het eerste vergaderpunt aan de orde had gesteld, sloeg Piet al met de vuist op tafel. “Het gaat ons om betaalbare sport. Daartoe laten wij sporthallen als omgekeerde schoenendozen bouwen. Op architectuur zitten wij niet te wachten.” Ik vond die confrontaties met Piet spannend, maar genoot er ook wel stilletjes van.
Met minister d’Ancona aan het roer vroegen wij aandacht voor de architectonische kwaliteit van die hallen. Daar zat de sport niet op te wachten en Piet al helemaal niet. Hij toonde zich dan een straatvechter. Als het moest, maakte hij zijn punt tijdens de opening van een vergadering. Nog voordat de voorzitter het eerste vergaderpunt aan de orde had gesteld, sloeg Piet al met de vuist op tafel. “Het gaat ons om betaalbare sport. Daartoe laten wij sporthallen als omgekeerde schoenendozen bouwen. Op architectuur zitten wij niet te wachten.” Ik vond die confrontaties met Piet spannend, maar genoot er ook wel stilletjes van.
Ook groeide gedurende die jaren mijn bewondering voor hem.
Alleen een technische opleiding achter de kiezen en toch gewoon een
organisatie leiden met veel ingenieurs en doctorandussen. Piet zelf liet niet
na om regelmatig te benadrukken: “Ik ben
maar een gewone jongen”. Maar Piet had één voordeel: Piet was de baas. Noem
het een natuurlijke dominantie, al dan niet veroorzaakt door zijn
indrukwekkende fysieke verschijning. Als Piet op vakantie was, gebeurde er niet
zo veel. Zijn ingenieurs en doctorandussen riepen dan in koor: “Over twee weken is de heer Van der Kruk
weer op kantoor. Dan kunnen we meer vertellen”.
Ontspannen, op slippers
Een aantal weken geleden spraken wij weer eens af. Piet nodigde
mij uit om naast hem te zitten in de ruimte voor sportcommentatoren van
Eurosport. Voor deze internationale sportzender doet hij al twintig jaar
verslag van wedstrijden voor gewichtheffen. En dat doet hij zeer consciëntieus.
Op het EK Gewichtheffen in Tel Aviv had hij zich voorbereid met een eigen
database. Hij wil commentaar geven met kennis van zaken. En dan vooral met
kennis van de sporters. Want daar ligt nog steeds zijn hart, dat kon je merken.
Vooral bij de Russen. Voor het overige gaat de teloorgang van de krachtsport in
Nederland hem aan het hart. Hij schrijft er nog wel boekjes over, maar die
worden niet of nauwelijks meer gelezen. Dat doet hem pijn.
Piet oogde ontspannen. Vitaal. Liep op slippers, dolde met de
jongens van de techniek. Vaardig met het internet. Met zijn 73 jaar krijgt de ouderdom maar geen vat op hem. Piet lijkt aan het begin van zijn carrière te staan.
Ik wens hem nog vele jaren.