Translate

dinsdag 22 april 2014

Piet van der Kruk, gewone jongen onder de doctorandussen



De schok had nauwelijks groter kunnen zijn. April 1988. Koud twee weken was ik in dienst van de gemeente Delft. Vers van de universiteit. Gewapend met theorieën en concepten. Die had ik nodig, zo dacht ik, om mijn opdracht uit te voeren. Die opdracht luidde om kritisch naar de sportaccommodaties te kijken. Welke konden blijven, welke moesten weg en welke zouden beter naar een andere locatie kunnen verhuizen? Nou, daar nam deze jonge doctorandus eens even goed de tijd voor. Uitgebreid inlezen, praten, nog eens inlezen, theoretische achtergronden bestuderen. Precies zoals hij dat op de universiteit had geleerd. En toen kwam het oordeel van zijn baas. Na precies twee weken. “Er komt niets uit die jongen”. Niks theorieën en concepten. Leveren, dat was het devies. Als het maar bruikbaar was voor de praktijk. De praktijk? Daar had ik weinig kaas van gegeten.


Selfmade man

Piet van der Kruk. Bekende Nederlander. Voormalig Olympisch sporter. Negende tijdens de Spelen van Mexico 1968 in de zwaargewichtklasse van het gewichtheffen. Vijfmaal Nederlands kampioen gewichtheffen en viermaal Nederlands kampioen kogelstoten. Tegenwoordig een eigen pagina op Wikipedia: nl.wikipedia.org/wiki/Piet_van_der_Kruk.

 
Piet van der Kruk 1.JPG


In zijn professionele leven begonnen als sporthalbeheerder in Delft. Om zijn loopbaan te vervolgen als hoofd Sport en Recreatie van diezelfde gemeente en als hoofd van de Sector Sportaccommodaties van de koepelorganisatie NOC*NSF. En om te eindigen als directeur van het Nederlands Centrum voor Dopingvraagstukken. Prachtige loopbaan. Ook bestuurlijk heeft hij de nodige functies gehad. En dat alles met een afgeronde opleiding werktuigbouwkunde op MTS-niveau. Een selfmade man zogezegd.


Beleid in de praktijk

Mijn eerste kennismaking met Piet was een interview. Dat moet in 1987 zijn geweest. Voor mijn afstuderen sprak ik met hem als voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Krachtsport Bond. Over het onderwerp sport en politiek. Ik herinner mij dat ik onder de indruk was. Deze man formuleerde helder en zorgvuldig, stond uiteraard voor zijn zaak maar was toch genuanceerd in zijn oordeel en gaf blijk van een coherente visie.

Toen ik een jaar later bij de gemeente Delft in dienst trad, kenden wij elkaar dus. De samenwerking met Piet was van korte duur, want na enkele maanden vertrok hij naar NOC*NSF. Maar de samenwerking was lang genoeg om van te leren. Te leren hoe beleid in de praktijk tot stand komt. Piet vormde een gouden koppel met de wethouder, wijlen Jan Bart Mandos. Die twee konden lezen en schrijven met elkaar. Hadden aan een half woord genoeg en bepaalden samen wat er met de sport in Delft gebeurde. Dat samenspel kende ik niet van de theorieën en concepten. Die deden er plots niet meer toe. Voor het overige herinner ik mij twee dingen uit die tijd. Mijn moeder volgde de ontwikkelingen tijdens mijn eerste baan op de voet. Met Sinterklaas gaf zij mij een surprise van de kruk van een deur. En in de gemeente Delft ging het verhaal dat Piet in zijn eentje een grote stalen archiefkast kon verplaatsen.

 
Groot hart en vergevingsgezind

Wat volgde was een donkere periode in onze relatie. Ik word er ’s nachts nog wel eens zwetend wakker van. Piet had zijn nek voor mij uitgestoken en geregeld dat ik bij NOC*NSF aan de slag kon. Maar tijdens de onderhandelingen sprak ik ook met een andere werkgever. En niet zo maar een werkgever. Ik sprak met het ministerie van VWS, de tegenspeler van NOC*NSF. Met deze partij kwam ik uiteindelijk tot overeenstemming.

Vijfentwintig jaar later weet ik nog steeds niet precies wat mij toen bewogen heeft om die gesprekken met VWS niet bij Piet te melden. Angst voor zijn reactie, gewoon een laffe daad, onervarenheid, jeugdige overmoed. Hoe dan ook, ik heb geleerd wat het betekent om een goede relatie de nek om te draaien. Die relatie herstelde pas weer toen ik na zes jaar een andere functie kreeg en de sportwereld verliet. Per brief klaarden we de lucht. Piet bleek over een groot hart te beschikken en toonde zich vergevingsgezind. Opluchting.

 
Wij willen omgekeerde schoenendozen!

Maar gedurende die zes jaar heb ik het geweten. Piet maakte het mij niet makkelijk. Daar zal ook een gezonde dosis wraakzucht aan ten grondslag hebben geleden. Zes jaar lang wisselden we alleen de hoogstnoodzakelijke woorden met elkaar. Als NOC*NSF en als ministerie stonden we regelmatig lijnrecht tegenover elkaar. Het scherpst was dat het geval bij het Verenigings Hallen Plan (VHP). Dat was een geesteskindje van Piet. Een initiatief van de sport om goedkoop sporthallen van de grond te tillen.

Met minister d’Ancona aan het roer vroegen wij aandacht voor de architectonische kwaliteit van die hallen. Daar zat de sport niet op te wachten en Piet al helemaal niet. Hij toonde zich dan een straatvechter. Als het moest, maakte hij zijn punt tijdens de opening van een vergadering. Nog voordat de voorzitter het eerste vergaderpunt aan de orde had gesteld, sloeg Piet al met de vuist op tafel. “Het gaat ons om betaalbare sport. Daartoe laten wij sporthallen als omgekeerde schoenendozen bouwen. Op architectuur zitten wij niet te wachten.”  Ik vond die confrontaties met Piet spannend, maar genoot er ook wel stilletjes van.

 
Piet was de baas

Ook groeide gedurende die jaren mijn bewondering voor hem. Alleen een technische opleiding achter de kiezen en toch gewoon een organisatie leiden met veel ingenieurs en doctorandussen. Piet zelf liet niet na om regelmatig te benadrukken: “Ik ben maar een gewone jongen”. Maar Piet had één voordeel: Piet was de baas. Noem het een natuurlijke dominantie, al dan niet veroorzaakt door zijn indrukwekkende fysieke verschijning. Als Piet op vakantie was, gebeurde er niet zo veel. Zijn ingenieurs en doctorandussen riepen dan in koor: “Over twee weken is de heer Van der Kruk weer op kantoor. Dan kunnen we meer vertellen”.


Ontspannen, op slippers

Een aantal weken geleden spraken wij weer eens af. Piet nodigde mij uit om naast hem te zitten in de ruimte voor sportcommentatoren van Eurosport. Voor deze internationale sportzender doet hij al twintig jaar verslag van wedstrijden voor gewichtheffen. En dat doet hij zeer consciëntieus. Op het EK Gewichtheffen in Tel Aviv had hij zich voorbereid met een eigen database. Hij wil commentaar geven met kennis van zaken. En dan vooral met kennis van de sporters. Want daar ligt nog steeds zijn hart, dat kon je merken. Vooral bij de Russen. Voor het overige gaat de teloorgang van de krachtsport in Nederland hem aan het hart. Hij schrijft er nog wel boekjes over, maar die worden niet of nauwelijks meer gelezen. Dat doet hem pijn.


 

Piet oogde ontspannen. Vitaal. Liep op slippers, dolde met de jongens van de techniek. Vaardig met het internet. Met zijn 73 jaar krijgt de ouderdom maar geen vat op hem. Piet lijkt aan het begin van zijn carrière te staan. Ik wens hem nog vele jaren.

Paul Strijp, 21 april 2014

dinsdag 15 april 2014

Purcy Marte, lieve broeder als topsporttrainer



Op enige afstand zou je denken dat hij een broeder is. Een lieve broeder. Iemand die kwetsbare mensen verzorgt. En dat respectvol en met toewijding doet. Hij praat met zachte stem. Kijkt je aan en maakt contact met zijn ogen. Sprankelende en sprekende ogen. Geeft je een hand als hij je ontmoet. Lacht. Maar deze man is geen broeder. Deze man is trainer van topsporters. Iemand die atleten naar het hoogste niveau brengt. Purcy Marte. Surinamer van geboorte en zelf voormalig topatleet. Met tijden van 48 seconden op de 400 meter en 52,5 op diezelfde afstand met horden. Inmiddels al een heel eind in de vijftig, maar nog steeds geen grammetje vet. Een afgetraind lichaam.





Vertrouwen

De afgelopen maanden mocht onze jongste dochter, voor het derde jaar op rij, bij hem meedoen aan de regiotraining van de bond. Onderdeel horden. Dat deed haar zichtbaar goed. Hij leerde haar de techniek voor de horden verder te verfijnen, maar hij gaf haar iets wat nog veel belangrijker is. Vertrouwen. Dat is wat atleten, zeker op zestienjarige leeftijd, hard nodig hebben.

Zij verheugde zich op zijn trainingen, dat merkte je vanaf de donderdag. “Zaterdag weer naar Purcy, hè pap? Ga je mee?” Als het maar even kon, antwoordde ik steevast: “Tuurlijk schat.” En als we na afloop van zijn training samen naar huis reisden, dan genoot zij stilletjes. Dat kon je zien en dat kon je aan haar stem horen. Zij was weer wat gegroeid, zowel technisch als mentaal. Per training waren daar maar een paar aanwijzingen van Purcy voor nodig.


Commercieel

Ooit werkte hij in het vastgoedmanagement. Een lieve broeder in het vastgoed. Een zachte en beschaafde man met commerciële inslag. Tegenwoordig heeft hij zijn eigen bedrijf. De Stichting Topsport Atletiek Purmerend. Hiermee begeleidt hij topatleten. Ook zorgt hij voor huisvesting met een speciaal atletenhuis, regelt hij stageplaatsen en medische verzorging. Over die stichting is nagedacht, daar zit een concept achter. Dat heb je meteen in de gaten. Buitenlandse atleten, bijvoorbeeld uit Siera Leone, vestigen zich in Purmerend om zich met hem op de Olympische Spelen voor te bereiden.

Kies voor jezelf

Zo af en toe plaatst Purcy onze dochter voor flinke dilemma’s. "Kies alleen voor jezelf, Janke. Vriendinnen tellen niet. In de topsport tellen alleen school en sport”. Dat is schokkende taal voor een meisje van zestien. Een meisje dat op zoek is naar haar identiteit. En op zoek naar een balans waarin vriendinnen en uitgaan ook gewicht in de schaal leggen. Zij leert van zijn keiharde aanpak. Een aanpak die nodig is om de top te bereiken. Of ze die zal halen, zal de tijd leren. Zij zal daarin haar eigen weg moeten vinden. Mocht ze voor de weg naar de top kiezen, dan gun ik haar dat die via het atletenhuis in Purmerend loopt.

Paul Strijp, 8 april 2014