Translate

maandag 8 december 2014

Casper Hartman, reporter aan het front



Onlangs nog gaf hij een feestje. Ter gelegenheid van zijn 75e verjaardag. Tot mijn genoegen mocht ik samen met iemand anders meewerken aan de voorbereiding en de organisatie. We kregen de vrije hand. Met dien verstande dat hij drie dingen absoluut niet wilde. Drie uitsluitende voorwaarden. Eén: geen gedoe vóóraf en geen verplichtingen voor zijn gasten. Twee: hij wilde beslist niet toegezongen worden. En hij wilde al helemaal niet aan zijn 75e verjaardag herinnerd worden. Drie voorwaarden die de man typeren. Alles moet een beetje losjes, zelf niet in het middelpunt en de ouderdom schuift hij liever nog even voor zich uit.




Passie voor schrijven

Casper Hartman. Voormalig ondernemer in het publieke domein. Ik ken hem al een jaar of twintig. Ons eerste contact kan ik me al niet meer herinneren. Hij was directeur van een opleidingsinstituut waar ik een lange en intensieve cursus had gevolgd. Na afloop daarvan vonden we elkaar in een gemeenschappelijke passie: schrijven. Hij gaf mij een opdracht voor een boekje over opdrachtgeven en opdrachtnemen. Daarmee was Casper zijn tijd ver vooruit. Hij liet mij mijn gang gaan. Ik herinner me nog zijn reactie op een eerste concept. Dat was aardig, maar toch niet wat hij voor ogen had. Op een plezierige manier bood hij aan om samen met een aantal collega's mee te schrijven. Het boekje werd een succes, beleefde een aantal herdrukken en wordt nog steeds verkocht. Dat succes interesseert hem niet, hij kent die verkoopcijfers niet eens.


Bril

In dat boekje figureert een bril als symbool. Een bril om, zoals hij het zelf omschreef, de VER-gezichten in de relatie tussen opdrachtgever en opdrachtnemer te kunnen zien. Pas jaren later realiseerde ik me dat dat symbool meer over Casper zei dan over het onderwerp van het boekje. Casper, zelf niet brildragend, zet bij het schrijven altijd een bril op om de werkelijkheid net even anders te kunnen bekijken.


Van iets wegkijken

Jaren later, in 2008, kreeg ik een boek van hem cadeau voor mijn verjaardag. Nachtoog van Erik Oger. Over schuine wegen van de filosofie. Wéér dat oog, wéér dat zien. Met zinnen waar Casper zelf zijn vingers bij afgelikt moet hebben. "Van iets wegkijken zonder het uit het oog te verliezen. (...) We moeten ons behelpen met ons nachtoog, met een kijken vanuit de hoeken." Voor de gewone stervelingen onder ons: soms zie je iets beter wanneer je er niet recht naar kijkt, maar net ernaast. Dat is wat Casper doet en anderen leert.




Beheerste anarchist

De afgelopen tien jaar liet hij dat zien in zijn boekjes over frontlijnsturing. Boekjes waarin hij onverholen zijn sympathie etaleert voor mensen die in de wijken in grote steden in de vuurlinie, aan het front, werken. Buurtwerkers dus. Die mensen hebben volgens hem recht op een eigen ruimte om beslissingen te nemen. Zij moeten zich niet al te veel gelegen laten liggen aan de logica van de bureaucratie. Die verplicht hen om voor elke beslissing toestemming van hogerhand te vragen. Op een subtiele manier laat hij zijn weerzin tegen die bureaucratie blijken. Proef die gram in de volgende passages die hij, soms met collega Pieter Tops, vanuit zijn nachtoog optekent.

"Het is alsof de realiteit aan de frontlijn wegebt in abstracte ordeningen en procedures, die geleidelijk uit het zicht verdwijnen".

"Ik hoor de vrees uitspreken dat de balans tussen 'guerilla' en structuur naar de structuur is doorgeslagen."

"Er is toch een soort vanzelfsprekendheid dat er eerst systemen, structuren, of een beleid moeten worden ontworpen voordat er goed gehandeld kan worden. Dat het andersom niet alleen kan, maar vaak ook beter werkt, is lastig aanvaard te krijgen".


Eigenlijk is Casper een beheerste anarchist. Ruimte en wanorde binnen een heel los kader, binnen een sfeer. Net zoals op zijn feestje. Een plezierige non-conformist, zo zouden we hem ook kunnen noemen. Je zou dat anarchistische niet snel vermoeden, want hij is zo vriendelijk. Maar dat verlangen naar prettige chaos kenmerkt hem ten diepste.


De wereld als een frontlinie

In die wijken loopt hij wat rond. Net als op zijn feestje ook hier niet in het middelpunt, maar gewoon, als een reporter. In die rol voelt hij zich het meest comfortabel. Waarnemen, impressies noteren, beetje interviewen. En daarna lekker een boekie schrijven. Ik mocht regelmatig zijn concepten van commentaar voorzien. In de loop der jaren zag ik hoe frontlijnsturing een passie voor hem werd, een manier van kijken. Hij ziet de wereld als een permanente frontlinie, als een veld waar continu strijd wordt geleverd. Waar voortdurend conflicten woeden tussen bureaucratie en veldwerkers. Zijn directe woonomgeving bijvoorbeeld. Met lede ogen zag hij hoe buren zich als frontwerkers inspanden om die omgeving te verbeteren, maar het onderspit delfden tegen de machtige machinerie van een grote gemeente.


Leesclub zonder boek

De laatste jaren ontmoeten we elkaar regelmatig in een leesclub. Die bezoekt hij altijd zonder het te bespreken boek mee te nemen. Hij heeft het verhaal in zijn hoofd. Casper schuift aan en luistert. Koppelt de inhoud van het boek aan iets wat hij elders heeft gezien. En verbindt dan plotsklaps dat boek aan de inhoud van de vier boeken die we hiervoor gelezen en besproken hebben. Dan wordt het even stil in de club. Zoveel samenhang, dat ziet alleen hij.

Tot slot, die ouderdom. Die wil hij dus nog even niet onder ogen zien. Daarin is hij effectief. Casper oogt niet als een 75-jarige. Lichamelijk nog fit, geestelijk nog scherp. Ik kan me niet voorstellen dat dat bij zijn 80e verjaardag anders is. Die fitte en scherpe jaren zijn hem gegund.


Paul Strijp, 7 december 2014








woensdag 1 oktober 2014

Pie Quadvlieg, oom van de wielrentruien en de opgeklopte eitjes



Inmiddels is hij al bijna vijftien jaar overleden. En toch denk ik nog vaak aan hem. Niet dat wij nu zo'n sterke emotionele band hadden. Maar de man had een levenshouding die, zo realiseerde ik mij pas na zijn dood, voor mij als voorbeeld dient. Relativeren, hulpvaardigheid, het leven met een korreltje zout nemen. Die waarden straalde hij tijdens zijn leven uit.






Pie Quadvlieg, beter bekend als Pieke. Voor mij en mijn beide broers vroeger ome Pie. Getrouwd met tante Cor en vader van onze neef Nico. Ome Pie was kapper en kwam bij ons aan huis. Op die bezoeken verheugden wij ons. Wij lagen aan zijn lippen. Ome Pie was namelijk een levensgenieter, maar vooral een groot verteller.






En niet te vergeten, een liefhebber van het wielrennen. Bezocht veel wedstrijden, kwam nog wel eens ergens en kende de grote namen van de wielrensport uit zijn tijd. Theo Koomen, Peter Post, Fred Rompelberg. Of hij hen ook echt kende, weet ik niet. Maar dat deed er ook niet toe, dat wilden we ook niet weten. Wij smulden ervan als hij zei dat hij de avond van tevoren nog met Peter Post had gesproken. Ome Pie was een bekendheid in Maastricht. Daar deed de anekdote de ronde dat de toeschouwers zich bij de prijsuitreiking en huldiging van een wielrenner afvroegen: "En wie is die man naast Pieke?"





In zijn verhalen klonken steevast drie levenswijsheden door. De eerste luidde: als familie moet je elkaar helpen. Dat deed hij zelf door regelmatig mijn opa en oma, zijn schoonouders, van dienst te zijn. Maar ook door mij wielrentruien te geven. Ik rijd er nog steeds in. Ze zijn hopeloos verouderd, uit de jaren zeventig, maar ik geniet ervan. En ze vormen de levende herinnering aan hem. De wijsheid dat je familie moet helpen probeer ik over te dragen naar mijn kinderen. De tweede wijsheid was meer relativerend van aard. Als hij iets op televisie zag waar hij zich hogelijk over verbaasde, schudde hij niet-begrijpend zijn hoofd en sprak: wat unne wereld, wat unne wereld. Vrij vertaald: ik begrijp niets meer van wat er in deze samenleving gebeurt. Wat zou hij gevonden hebben van de onthoofdingen van de IS, zo vraag ik mij wel eens af. En Pie leek nergens wakker van te liggen. Als iemand hem iets geflikt had wat hem niet beviel, reageerde hij met een ogenschijnlijk nonchalant "Hij klopt zich maar een eitje". Wat zoveel wilde zeggen als: hij zoekt het maar uit. Een simpele uitspraak, maar voor mij een houvast bij moeilijke contacten of gesprekken. Dan denk ik aan hem.

De man zal het zich tijdens zijn leven niet gerealiseerd hebben, maar zijn levenswijsheden komen me nog bijna dagelijks van pas.


Paul Strijp, 29 september 2014





dinsdag 20 mei 2014

Mark Simons, kruising van Messi, Bale en Ronaldo



Waarom is deze jongen nooit doorgebroken? Waarom staat hij niet in het eerste van PSV? Wat hebben de scouts van de topclubs over het hoofd gezien? Wat Adam Maher kan, kan hij ook. En misschien nog wel veel beter. Behalve voor je eigen zoon, ga je voor hem naar een wedstrijd. Soms is hij negentig minuten onzichtbaar. Dan ligt hij aan de ketting van een verdediger. Dan kan hij niet veel meer dan de bal afschermen als hij wordt aangespeeld en diezelfde bal goed afspelen aan een medespeler.

 
 
Maar hij stelt je zelden teleur. Altijd wel één weergaloze actie die je hele dag goed maakt. Dat tekent de vedette in hem. Hij doet mij denken aan mijn favoriete voetballer tijdens mijn jeugd. Willy Brokamp van MVV. Die kon dat ook. Net op het moment dat de mensen op de tribune zich afvroegen “speelt Willy wel mee vandaag?”,  liet hij iedereen in opperste verrukking achter.
 

Mark Simons. Voetballer in de A1 van sv Diemen. Zoon van een vader met wie ik het goed kan vinden. Een vader die zijn best doet om langs de lijn zijn trots te onderdrukken. Een bescheiden glimlach, die laat hij zich nog wel eens ontvallen. Voor het overige toont hij zich kritisch naar zijn zoon. “Ach Mark”, is het enige wat je hoort als het niet helemaal naar zijn zin gaat. Maar die vader, die moet inwendig supertrots zijn. Kan niet anders.


Als hij de bal niet heeft, dan sjokt hij over het veld. Voor het oog een beetje moeizaam, hij sleept zich dan voort. Alsof hij genoeg heeft aan zichzelf. Maar ondertussen loert hij op kansen, op openingen en gaatjes. Die weet hij te vinden voor andere spelers. Of te benutten voor eigen doelpunten. Dan zie je ook dat hij een intelligente voetballer is. Zuinig met zijn krachten bovendien, verspilt geen energie. Zoals Ronaldo dat ook niet doet. Geen stap teveel is het motto. En dan plots is hij er, die onnavolgbare versnelling. Doet dan aan de Engelse voetballer Bale denken. Niet bij te benen. Hij laat verdedigers achter zich alsof ze er niet staan. En combineert die snelheid met de techniek van Messi.
 







Messi, Ronaldo en Bale kwamen onlangs op één moment samen. Drie halfgoden in één jongen verenigd. Op een zomeravond tijdens de halve bekerfinale tegen Uitgeest A1. Hij pikte de bal op zijn eigen helft op, versnelde om die snelheid over de hele helft van de tegenstander vast te houden, schudde de verdedigers van zich af met een paar virtuose bewegingen en toonde tot slot zijn killersinstinct door droog te scoren.

Het werelddoelpunt van Maradona tijdens het WK 1986 stak er schril bij af.

 
Paul Strijp, 19 mei 2014

dinsdag 22 april 2014

Piet van der Kruk, gewone jongen onder de doctorandussen



De schok had nauwelijks groter kunnen zijn. April 1988. Koud twee weken was ik in dienst van de gemeente Delft. Vers van de universiteit. Gewapend met theorieën en concepten. Die had ik nodig, zo dacht ik, om mijn opdracht uit te voeren. Die opdracht luidde om kritisch naar de sportaccommodaties te kijken. Welke konden blijven, welke moesten weg en welke zouden beter naar een andere locatie kunnen verhuizen? Nou, daar nam deze jonge doctorandus eens even goed de tijd voor. Uitgebreid inlezen, praten, nog eens inlezen, theoretische achtergronden bestuderen. Precies zoals hij dat op de universiteit had geleerd. En toen kwam het oordeel van zijn baas. Na precies twee weken. “Er komt niets uit die jongen”. Niks theorieën en concepten. Leveren, dat was het devies. Als het maar bruikbaar was voor de praktijk. De praktijk? Daar had ik weinig kaas van gegeten.


Selfmade man

Piet van der Kruk. Bekende Nederlander. Voormalig Olympisch sporter. Negende tijdens de Spelen van Mexico 1968 in de zwaargewichtklasse van het gewichtheffen. Vijfmaal Nederlands kampioen gewichtheffen en viermaal Nederlands kampioen kogelstoten. Tegenwoordig een eigen pagina op Wikipedia: nl.wikipedia.org/wiki/Piet_van_der_Kruk.

 
Piet van der Kruk 1.JPG


In zijn professionele leven begonnen als sporthalbeheerder in Delft. Om zijn loopbaan te vervolgen als hoofd Sport en Recreatie van diezelfde gemeente en als hoofd van de Sector Sportaccommodaties van de koepelorganisatie NOC*NSF. En om te eindigen als directeur van het Nederlands Centrum voor Dopingvraagstukken. Prachtige loopbaan. Ook bestuurlijk heeft hij de nodige functies gehad. En dat alles met een afgeronde opleiding werktuigbouwkunde op MTS-niveau. Een selfmade man zogezegd.


Beleid in de praktijk

Mijn eerste kennismaking met Piet was een interview. Dat moet in 1987 zijn geweest. Voor mijn afstuderen sprak ik met hem als voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Krachtsport Bond. Over het onderwerp sport en politiek. Ik herinner mij dat ik onder de indruk was. Deze man formuleerde helder en zorgvuldig, stond uiteraard voor zijn zaak maar was toch genuanceerd in zijn oordeel en gaf blijk van een coherente visie.

Toen ik een jaar later bij de gemeente Delft in dienst trad, kenden wij elkaar dus. De samenwerking met Piet was van korte duur, want na enkele maanden vertrok hij naar NOC*NSF. Maar de samenwerking was lang genoeg om van te leren. Te leren hoe beleid in de praktijk tot stand komt. Piet vormde een gouden koppel met de wethouder, wijlen Jan Bart Mandos. Die twee konden lezen en schrijven met elkaar. Hadden aan een half woord genoeg en bepaalden samen wat er met de sport in Delft gebeurde. Dat samenspel kende ik niet van de theorieën en concepten. Die deden er plots niet meer toe. Voor het overige herinner ik mij twee dingen uit die tijd. Mijn moeder volgde de ontwikkelingen tijdens mijn eerste baan op de voet. Met Sinterklaas gaf zij mij een surprise van de kruk van een deur. En in de gemeente Delft ging het verhaal dat Piet in zijn eentje een grote stalen archiefkast kon verplaatsen.

 
Groot hart en vergevingsgezind

Wat volgde was een donkere periode in onze relatie. Ik word er ’s nachts nog wel eens zwetend wakker van. Piet had zijn nek voor mij uitgestoken en geregeld dat ik bij NOC*NSF aan de slag kon. Maar tijdens de onderhandelingen sprak ik ook met een andere werkgever. En niet zo maar een werkgever. Ik sprak met het ministerie van VWS, de tegenspeler van NOC*NSF. Met deze partij kwam ik uiteindelijk tot overeenstemming.

Vijfentwintig jaar later weet ik nog steeds niet precies wat mij toen bewogen heeft om die gesprekken met VWS niet bij Piet te melden. Angst voor zijn reactie, gewoon een laffe daad, onervarenheid, jeugdige overmoed. Hoe dan ook, ik heb geleerd wat het betekent om een goede relatie de nek om te draaien. Die relatie herstelde pas weer toen ik na zes jaar een andere functie kreeg en de sportwereld verliet. Per brief klaarden we de lucht. Piet bleek over een groot hart te beschikken en toonde zich vergevingsgezind. Opluchting.

 
Wij willen omgekeerde schoenendozen!

Maar gedurende die zes jaar heb ik het geweten. Piet maakte het mij niet makkelijk. Daar zal ook een gezonde dosis wraakzucht aan ten grondslag hebben geleden. Zes jaar lang wisselden we alleen de hoogstnoodzakelijke woorden met elkaar. Als NOC*NSF en als ministerie stonden we regelmatig lijnrecht tegenover elkaar. Het scherpst was dat het geval bij het Verenigings Hallen Plan (VHP). Dat was een geesteskindje van Piet. Een initiatief van de sport om goedkoop sporthallen van de grond te tillen.

Met minister d’Ancona aan het roer vroegen wij aandacht voor de architectonische kwaliteit van die hallen. Daar zat de sport niet op te wachten en Piet al helemaal niet. Hij toonde zich dan een straatvechter. Als het moest, maakte hij zijn punt tijdens de opening van een vergadering. Nog voordat de voorzitter het eerste vergaderpunt aan de orde had gesteld, sloeg Piet al met de vuist op tafel. “Het gaat ons om betaalbare sport. Daartoe laten wij sporthallen als omgekeerde schoenendozen bouwen. Op architectuur zitten wij niet te wachten.”  Ik vond die confrontaties met Piet spannend, maar genoot er ook wel stilletjes van.

 
Piet was de baas

Ook groeide gedurende die jaren mijn bewondering voor hem. Alleen een technische opleiding achter de kiezen en toch gewoon een organisatie leiden met veel ingenieurs en doctorandussen. Piet zelf liet niet na om regelmatig te benadrukken: “Ik ben maar een gewone jongen”. Maar Piet had één voordeel: Piet was de baas. Noem het een natuurlijke dominantie, al dan niet veroorzaakt door zijn indrukwekkende fysieke verschijning. Als Piet op vakantie was, gebeurde er niet zo veel. Zijn ingenieurs en doctorandussen riepen dan in koor: “Over twee weken is de heer Van der Kruk weer op kantoor. Dan kunnen we meer vertellen”.


Ontspannen, op slippers

Een aantal weken geleden spraken wij weer eens af. Piet nodigde mij uit om naast hem te zitten in de ruimte voor sportcommentatoren van Eurosport. Voor deze internationale sportzender doet hij al twintig jaar verslag van wedstrijden voor gewichtheffen. En dat doet hij zeer consciëntieus. Op het EK Gewichtheffen in Tel Aviv had hij zich voorbereid met een eigen database. Hij wil commentaar geven met kennis van zaken. En dan vooral met kennis van de sporters. Want daar ligt nog steeds zijn hart, dat kon je merken. Vooral bij de Russen. Voor het overige gaat de teloorgang van de krachtsport in Nederland hem aan het hart. Hij schrijft er nog wel boekjes over, maar die worden niet of nauwelijks meer gelezen. Dat doet hem pijn.


 

Piet oogde ontspannen. Vitaal. Liep op slippers, dolde met de jongens van de techniek. Vaardig met het internet. Met zijn 73 jaar krijgt de ouderdom maar geen vat op hem. Piet lijkt aan het begin van zijn carrière te staan. Ik wens hem nog vele jaren.

Paul Strijp, 21 april 2014

dinsdag 15 april 2014

Purcy Marte, lieve broeder als topsporttrainer



Op enige afstand zou je denken dat hij een broeder is. Een lieve broeder. Iemand die kwetsbare mensen verzorgt. En dat respectvol en met toewijding doet. Hij praat met zachte stem. Kijkt je aan en maakt contact met zijn ogen. Sprankelende en sprekende ogen. Geeft je een hand als hij je ontmoet. Lacht. Maar deze man is geen broeder. Deze man is trainer van topsporters. Iemand die atleten naar het hoogste niveau brengt. Purcy Marte. Surinamer van geboorte en zelf voormalig topatleet. Met tijden van 48 seconden op de 400 meter en 52,5 op diezelfde afstand met horden. Inmiddels al een heel eind in de vijftig, maar nog steeds geen grammetje vet. Een afgetraind lichaam.





Vertrouwen

De afgelopen maanden mocht onze jongste dochter, voor het derde jaar op rij, bij hem meedoen aan de regiotraining van de bond. Onderdeel horden. Dat deed haar zichtbaar goed. Hij leerde haar de techniek voor de horden verder te verfijnen, maar hij gaf haar iets wat nog veel belangrijker is. Vertrouwen. Dat is wat atleten, zeker op zestienjarige leeftijd, hard nodig hebben.

Zij verheugde zich op zijn trainingen, dat merkte je vanaf de donderdag. “Zaterdag weer naar Purcy, hè pap? Ga je mee?” Als het maar even kon, antwoordde ik steevast: “Tuurlijk schat.” En als we na afloop van zijn training samen naar huis reisden, dan genoot zij stilletjes. Dat kon je zien en dat kon je aan haar stem horen. Zij was weer wat gegroeid, zowel technisch als mentaal. Per training waren daar maar een paar aanwijzingen van Purcy voor nodig.


Commercieel

Ooit werkte hij in het vastgoedmanagement. Een lieve broeder in het vastgoed. Een zachte en beschaafde man met commerciële inslag. Tegenwoordig heeft hij zijn eigen bedrijf. De Stichting Topsport Atletiek Purmerend. Hiermee begeleidt hij topatleten. Ook zorgt hij voor huisvesting met een speciaal atletenhuis, regelt hij stageplaatsen en medische verzorging. Over die stichting is nagedacht, daar zit een concept achter. Dat heb je meteen in de gaten. Buitenlandse atleten, bijvoorbeeld uit Siera Leone, vestigen zich in Purmerend om zich met hem op de Olympische Spelen voor te bereiden.

Kies voor jezelf

Zo af en toe plaatst Purcy onze dochter voor flinke dilemma’s. "Kies alleen voor jezelf, Janke. Vriendinnen tellen niet. In de topsport tellen alleen school en sport”. Dat is schokkende taal voor een meisje van zestien. Een meisje dat op zoek is naar haar identiteit. En op zoek naar een balans waarin vriendinnen en uitgaan ook gewicht in de schaal leggen. Zij leert van zijn keiharde aanpak. Een aanpak die nodig is om de top te bereiken. Of ze die zal halen, zal de tijd leren. Zij zal daarin haar eigen weg moeten vinden. Mocht ze voor de weg naar de top kiezen, dan gun ik haar dat die via het atletenhuis in Purmerend loopt.

Paul Strijp, 8 april 2014

maandag 31 maart 2014

Oepke Bijlsma, topkapper te Diemen



Zaterdagochtend, iets voor half negen. Het winkelcentrum in Diemen is nog vrijwel leeg. De Turkse groenteboer vult zijn schappen, de verkoper van de Bruna slijt zijn eerste weekendkrant. Voor het overige een enkele matineuze passant. Ik wacht voor een gesloten deur. De deur van de Salon van Diemen, mijn kapperszaak. Ontbeten heb ik nog niet, dus ik eet een boterham die ik van huis heb meegenomen. De Turkse groenteboer kijkt me wat meewarig aan. Je hoort hem denken: wat doet die man daar? Het antwoord luidt: ik wil als eerste geknipt worden vandaag. Geknipt door Oepke!



Mijn keuze voor een kapper verloopt net als die voor een tandarts. Je gaat er een keertje heen, bijvoorbeeld voor een spoedbehandeling en je gaat er tot je eigen verrassing nooit meer weg. Zo moet het bij Oepke ook gegaan zijn. Vraag me niet wanneer en waarom. Maar waarschijnlijk had ik een lichte onvrede bij mijn vorige kapper. ‘Geknipt worden’ was daar een verplicht nummer, een onderdeel van je ‘to do’-lijstje. Geknipt worden door Oepke is een belevenis, iets waarop je je kunt verheugen. Dat heb ik niet alleen, dat heeft ook mijn zoon. “Binnenkort weer naar Oepke” zegt hij met een glimlach en we begrijpen elkaar.


Die belevenis begint al om half negen als de deuren van de salon opengaan. Grote witte banken waar je op kunt neerploffen. Voortreffelijke koffie. Een weldadig begin van het weekend. De vermoeidheid van de afgelopen week zit nog in je lijf en lost heel traag op. De telefoon rinkelt met een zekere regelmaat. Klanten van wie er velen door Oepke behandeld willen worden. De klok kruipt naar negenen. Dan weet je dat je haren elk moment gewassen kunnen worden. Achterover met je hoofd in de wasbak, heerlijk stromend warm water, een gevoel een massage te ondergaan, je ogen dicht om te genieten. Met een handdoek om je schouders, terwijl er nog druppels naar beneden vallen, kom je vervolgens in handen van Oepke. Grote handen. Zeker zijn eerste ingrepen voelen als van dik hout.


Het geheim van Oepke

Waarin schuilt het geheim van Oepke? Moeilijk te zeggen. Touch, de sfeer, de vertrouwdheid, de aandacht, het je belangrijk voelen. Oepke spreekt je consequent met je voornaam aan. Oepke is een Friese jongen. Uit Bolsward. Hij vertelt liefdevol over zijn ouders. Die moeten hem een warm nest hebben gegeven. En nog steeds, want hij komt er ook nu nog regelmatig. Hij informeert ook naar jouw leven en deelt zijn worstelingen met dit aardse bestaan. Vroeger vijf dagen werken, dat is nu te veel. Op zoek naar de balans in zijn leven heeft hij nu een vrije dag in de week.
 
 
Niet te kort, Oepke
 
Licht besmuikt merkt hij op dat ik mijn nekharen weer eens te hoog heb opgeschoren. Oepke geeft dan een prettige reprimande en herstelt de schade. Als een vakman. Niet dat ik veel kennis heb om dat te beoordelen. Evenmin heb ik een uitgesproken mening over hoe mijn haren moeten vallen. Meestal zijn het toch de instructies van het thuisfront die ik aan Oepke overbreng. “Niet te kort, Oepke, dat is het belangrijkst”. Oepke verknipt zich nooit. Als het kapsel zijn voltooiing nadert, richt hij zijn borst naar voren. Hij gaat kaarsrecht staan en wrijft de gel in je haren. Vol trots laat hij in de spiegel de achterkant van je kapsel zien. Ik weet niet goed of hij van het compliment geniet of dat hij het routinematig in ontvangst neemt.

 
Sterkte, Oepke!

Geblesseerd voor langere tijd. Aan zijn schouder. Dat kreeg ik onlangs te horen toen ik de salon bezocht. Dat moet pijnlijk voor hem zijn. Zowel letterlijk als figuurlijk. Mijn zoon en ik wilden nog een afspraak met hem maken voor het knippen van de Pellè-coupe. Dat zou Oepke wel willen proberen, zei hij een tijdje terug. “Die noemen wij de crisis- of de jaren vijftig coupe”. Had hij nog nooit geknipt, maar hij probeert wel eens wat nieuws door goed naar kapsels op televisie te kijken. Ik wens Oepke sterkte. Dat hij snel de Pellè-coupe bij mijn zoon mag knippen!


Paul Strijp, 27 februari 2014

woensdag 12 februari 2014

Annemieke van Dam, de vrouwelijke Socrates


 

Vooral jonge medewerkers krijgen wel eens genoeg van mij. Vaak voelen zij zich onzeker als ze een nieuwe klus moeten aanpakken waarvoor ze inhoudelijke kennis missen. Ik houd hen dan voor dat die kennis niet altijd nodig is. Met het stellen van vragen kun je ook een heel eind komen. “Oh neen hè, je komt nu toch niet weer met die Annemieke van Dam als voorbeeld”, repliceren zij steevast.



Die zin weerspiegelt mijn professionele bewondering voor haar. Annemieke van Dam is de koningin van het vragen stellen. Beter: de vrouwelijke Socrates. Zij bedient zich van slechts één wapen. Maar dan wel een dodelijk wapen. Het stellen van vragen. Gevolgd door luisteren en nog eens luisteren. Voortdurend op zoek naar onderliggende waarden en opvattingen. Naar achterliggende mechanismen: wat is hier gaande? Om vervolgens messcherpe conclusies te trekken. En mensen op een uiterst charmante manier te fileren als dat nodig is.


Te perfect 

Annemieke gaat ons verlaten. En dat is werkelijk zonde, want Annemieke is een icoon. De afgelopen jaren maakte ik haar drie keer intensief mee. De eerste keer was in de periode dat zij leiding gaf aan een aantal stevige projectleiders in het ruimtelijk domein. Zwaargewichten zogezegd. Moeiteloos hield zij zich staande. Als neerlandica. Ik herinner me dat ik ademloos toekeek. Hoe doet ze dat toch? Haar recept was simpel. Luisteren, samenvatten en ondersteunen. “Hoe kunnen we je helpen?”. Een vraag die doorgaans toch niet al te vaak gesteld wordt. En vooral niet te veel schermen met inhoudelijke kennis, die leek ze niet interessant te vinden. Bij haar afscheid van die periode gaf ik haar een kwartet. Hoe dat precies uitzag, weet ik niet meer. Maar de essentie was dat Annemieke –behalve de veelgeprezen open vragen- ook in staat was om vileine half open, gesloten en suggestieve vragen te stellen. Gelukkig maar. Dat maakt haar mens. Haar enige tekortkoming is haar gemis van een tekortkoming. Soms vond ik Annemieke te perfect. Ik gun haar een onvolkomenheid. De afgelopen jaren heb ik die niet kunnen ontdekken. Misschien moet ze af en toe stotteren.

 
Van de kaart

De tweede keer dat ik met haar te maken kreeg was tijdens een intensieve postdoctorale studie. Annemieke had die één jaar eerder afgerond. En wéér bood ze aan te helpen. Gretig nam ik die hulp in ontvangst. Dat had ik beter niet kunnen doen. Annemieke was vlijmscherp met haar vragen over de concepteindversie van een rapport dat ik samen met een aantal andere studenten had gemaakt. Ik was van de kaart, hier was geen redden meer aan. Naar mijn groepsgenoten kon ik alleen maar stamelen: “Op mijn werk ken ik iemand die heel goed vragen kan stellen. En die heeft ons rapport gelezen. En de situatie is redelijk dramatisch”. De anderen keken mij glazig aan. Wat was er met Paul gebeurd? Uiteindelijk kwam het allemaal goed, we wonnen zelfs een prijs voor het beste rapport. Onze begeleider liet zich ook nog ontvallen dat dit het beste rapport ever ooit was. Daarmee diskwalificeerde hij impliciet het rapport van Annemieke van een jaar eerder. Die klap is zij nog steeds niet te boven.

En dan onlangs nog. Ik mocht een tweedaagse van haar managementteam leiden. Met speels gemak, ontspanning en de nodige relativering wist zij haar managers te binden. Ondertussen akelig goed voor ogen houdend wat aan resultaten van haar verwacht werd.


Juiste vrouw op verkeerde plek

Annemieke wordt directeur Bedrijfsvoering bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Hierin schuilt haar tragiek. Zij wordt daar helaas de juiste vrouw op de verkeerde plaats. Annemieke verdient een functie in het primaire proces. In de opvang en de ondervraging van vluchtelingen en asielzoekers. Met de haar kenmerkende mix van empathie en zakelijkheid weet zij als geen ander de economische gelukszoekers te scheiden van de echte vluchtelingen. Moge de leiding van de IND spoedig tot dit inzicht komen.

 
Paul Strijp, 6 februari 2014